Het oordeel van de rechter

Foto:

Amsterdam/ Diemen – De rechtbank Amsterdam doet ongeveer 140.000 uitspraken per jaar. Deze week hebben we de belangrijkste en meest opvallende zaken per rechtsgebied geselecteerd.

Vreemdelingen met een tijdelijke verblijfsvergunning omdat ze familielid zijn van een minderjarig Europees staatsburger, het zogenaamde Chavez-Vilchez verblijfsrecht, komen niet zonder meer in aanmerking voor naturalisatie tot Nederlander, zo oordeelde de rechtbank recent in twee zaken. Twee vreemdelingen hadden verzocht om op basis van de Rijkswet Nederlanderschap genaturaliseerd te worden tot Nederlander. Een Chavez-Vilchez verblijfsrecht is echter een afgeleid en tijdelijk verblijfsrecht dat als doel heeft te voorkomen dat een burger van de Unie geen gebruik kan maken van de rechten die horen bij het unieburgerschap. Uit eerdere jurisprudentie blijkt dat de tijd dat iemand in Nederland verblijft op grond van een afgeleid verblijfsrecht, niet meetelt voor het verkrijgen van het Nederlanderschap. Wel kan de tijdelijke vergunning verlengd worden, tot de minderjarige die afhankelijk is van de vreemdeling meerderjarig is.

De gemeente heeft een woningeigenaar terecht een boete van 20.500 euro en een dwangsom bij verdere overtreding van 50.000 euro opgelegd, omdat hij een gedeelte van zijn woning verhuurde aan toeristen en daarmee woonruimte aan de woonvoorraad onttrok. Volgens de rechtbank voldeed de woningeigenaar niet aan de voorwaarden van een Bed & Breakfast (B&B), omdat er meer dan vier toeristen tegelijk in de woning verbleven. De woningeigenaar had hiervoor geen onttrekkingsvergunning aangevraagd bij de gemeente, terwijl dat wel noodzakelijk is. De woningeigenaar is van mening dat hij geen woonruimte heeft onttrokken aan de woningvoorraad, onder andere omdat hij zelf zijn hoofdverblijf in de woning heeft. De rechtbank vindt dat de woningeigenaar als professioneel verhuurder op de hoogte hoort te zijn van de geldende regelgeving. Mede vanwege de krappe Amsterdamse woningmarkt is streng optreden tegen het onttrekken van woningen aan de woningvoorraad noodzakelijk. Volgens de rechtbank is er dan ook geen reden om de woningeigenaar een lagere boete op te leggen dan de gemeente heeft gedaan.

Een leverancier van telecommunicatiediensten heeft geen bedrog gepleegd bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met een directeur interne communicatie in december 2017. De directeur stelde dat hem ten onrechte was meegedeeld dat zijn functie eind maart 2018 zou vervallen omdat iemand anders zijn werk heeft overgenomen. Daar gaat de kantonrechter niet in mee. Het bedrijf onderbouwde voldoende dat de directeursfunctie na reorganisaties was vervallen. Ook heeft de opvolger niet de functie van de directeur overgenomen. Hoewel het netter was geweest als het bedrijf had gemeld dat er later iemand anders kwam werken, waren hun werkzaamheden onvergelijkbaar. Zo had de opvolger een achtergrond in verandermanagement en onderhield die contacten met nieuwe betrokkenen. Die zaken speelden niet toen de directeur vertrok. Daarnaast deed de opvolger meer strategisch dan operationeel werk, en op een hoger niveau. Bovendien had de opvolger geen arbeidsovereenkomst maar een overeenkomst van opdracht

Een groothandel in bloemen en planten imoet de proceskosten van ruim 300 euro betalen van een werknemer wiens eerdere ontslag op staande voet de groothandel later introk. De werknemer heeft namelijk geen onnodige kosten gemaakt oordeelt de kantonrechter. Weliswaar meldde de groothandel nog met de werknemer in gesprek te zijn maar het ontslag werd pas op 20 maart 2020 ingetrokken. Toen had de advocaat van de werknemer het verzoek om het ontslag op staande voet te vernietigen al bij de kantonrechter ingediend. De groothandel had ook niet op eerdere brieven gereageerd. De werknemer onderbouwde zijn proceskosten bovendien voldoende. De proceskosten bestonden onder meer uit griffiekosten en salaris van zijn advocaat. Die krijgt de helft van het standaardbedrag aan salaris omdat het in dit geval nooit tot een volledige zaak is gekomen.